Missiezusters van het Kostbaar Bloed
Congregatio Pretiosi Sanguinis (CPS)
In een periode van ongeveer 20 jaar hebben de Missiezusters van het Kostbaar Bloed op twee locaties in ’s-Hertogenbosch gewoond en gewerkt. Van 1987 tot 2007 hebben de zusters zich dienstbaar gemaakt in het Bisschopshuis aan de Parade en in het St. Janscentrum, het seminarie van het bisdom, aan de Papenhulst.Inleiding
De congregatie van de Missiezusters van het Kostbaar Bloed werd opgericht door abt Franz Pfanner. Deze abt stichtte in 1882 een trappistenklooster in Mariannhill bij Durban in Zuid-Afrika. Hij vond het gewenst dat er jonge vrouwen naar dit gebied kwamen om onder andere de inlandse jeugd op te voeden. Via de Duitse pers werd een groepje vrouwen geworven voor de Zuid-Afrikaanse missie. Ze werkten daar onder moeilijke omstandigheden: het klimaat was extreem heet en er was gebrek aan van alles.Het feest van Maria Geboorte in 1885 werd de stichtingsdag van de Missiezusters van het Kostbaar Bloed. De zusters stichtten een schooltje en in hetzelfde jaar arriveerde er nog een groepje helpsters. De zusters waren opvallend gekleed: een rode rok, zwarte blouse, schort, pellerine en een wit kapje. Eind 1888 waren er 117 jonge vrouwen ter plaatse, waarvan 20 geprofeste zusters. Al spoedig bleek echter dat het praktischer was om een vormingshuis in Europa te stichten. In het Duitse Kirchherten begon men met de opleiding van novicen onder leiding van zuster Paula. Na twee jaar vertrokken de zusters als gevolg van de zogenaamde Kulturkampf naar een klooster in Helden-Panningen in Limburg. Tussen 1891 en 1903 traden hier 330 zusters in, 170 van hen werden uitgezonden naar de missie. In het dorp zorgden zij bovendien voor weeskinderen en werkten er zusters in de wijkverpleging.
Toen het klooster in Helden-Panningen te klein werd, kocht abt Wolpert een landgoed bij Aarle-Rixtel en liet daar een nieuw klooster bouwen. Het ontwerp werd geleverd door broeder Nivard. In 1903 was het klooster ‘Heilig Bloed’ klaar. Boven de toegangsdeur was een steen met het Lam Gods aangebracht. Het klooster werd in de volgende decennia regelmatig uitgebreid. Het gebouw was sober van architectuur. Ook de kloosterkapel was eenvoudig ingericht. Een aantal moderne ramen van zuster Hadwig Münz verlevendigden de kapel.
Paus Pius X keurde in 1906 de constitutie van de congregatie goed. Hierna werd het eerste canonieke generaal-kapittel gehouden in het moederhuis in Aarle-Rixtel. Zuster Paula Emunds werd gekozen tot eerste generaal-overste. Samen met vier raadzusters vormde zij het bestuur van de congregatie. Het rode habijt dat inmiddels gedragen werd, werd vervangen door zwart of wit. Het rode koord aan het borstkruis dat iedere zuster draagt, herinnert nog aan de oorspronkelijke kleur van de dracht.
De opeenvolgende generaal-oversten leidden in de decennia hierna de congregatie. In de jaren van de beide Wereldoorlogen waren dat lastige tijden. Zo goed en zo kwaad als het ging werd aan vluchtelingen en evacués in het klooster een schuilplaats geboden.
Het aantal kloosters in Europa, Afrika, Azië en Amerika werd aanzienlijk uitgebreid. In 1932 woonden de zusters in 6 huizen in Nederland en 8 in Duitsland. In de Afrikaanse missie sloten groepen Afrikaanse zusters zich in datzelfde jaar aan bij de congregatie van het Kostbaar Bloed.
Op den duur bleek Aarle-Rixtel niet zo geschikt meer als plaats voor het generalaat. In 1967 werd het generalaat verplaatst naar Mönchengladbach om van daaruit in 1970 naar het centrum van de Kerk, Rome, te vertrekken. Het klooster Heilig Bloed in Aarle-Rixtel bleef wel het moederhuis.